Het principe dat iemand onschuldig moet worden geacht, totdat het tegendeel bewezen is, geldt ook bij de beschuldigingen van nalatigheid in een misbruikzaak aan het adres van emeritus-paus Benedictus XVI.
Dat schrijft de Münchense kerkjurist Helmuth Pree in het Duitse weekblad Die Zeit, meldt persbureau KNA. Hij reageert daarmee op een eerder artikel in datzelfde blad over een lang slepende misbruikzaak in het aartsbisdom München en Freising, die van priester Peter H.
In dat artikel wordt geciteerd uit een kerkjuridisch decreet uit 2016. Daarin worden drie opeenvolgende aartsbisschoppen van München, onder wie Joseph Ratzinger, en hun naaste medewerkers beschuldigd van nalatigheid in deze zaak.
Volgens Pree moet eerst de uitkomst worden afgewacht van een onderzoek naar de omgang met misbruikzaken in het Beierse aartsbisdom. Dat rapport verschijnt komende week en zou kunnen bijdragen aan een “meer omvattende en objectieve beoordeling”, aldus Pree.
Vandaag meldt Bild overigens dat de emeritus-paus niet minder dan 82 pagina’s met antwoorden op vragen van de onderzoekers heeft aangeleverd.
Peter H. had zich in zijn thuisbisdom Essen schuldig gemaakt aan misbruik. Hij werd in 1980 naar München gestuurd voor behandeling, waar Ratzinger op dat moment aartsbisschop was. Ondanks H.’s verleden kreeg hij in de loop der jaren aanstellingen in parochies, waar hij nieuwe slachtoffers maakte.
De vraag is nu wat Ratzinger precies over H.’s misbruikverleden wist. Bij monde van zijn secretaris, mgr. Georg Gänswein, ontkent de emeritus-paus in Die Zeit daarvan geweten te hebben.
Eerder verklaarde zijn toenmalig vicaris-generaal Gerhard Gruber dat personeelszaken als deze niet op het bureau van de aartsbisschop belandden, maar door hem werden afgehandeld. Ook de belangrijkste opsteller van het decreet uit 2016 zei eerder dat personeelszaken gedelegeerd werden.
Opvallend is wel dat Gruber later zei onder druk gezet te zijn om dit te verklaren – wat kerkelijke officials weer ontkennen.
Pree bekritiseert ook twee van zijn collega’s aan wie Die Zeit het decreet uit 2016 voorlegde. Volgens hen verzaakte kardinaal Ratzinger zijn plicht door niet in Rome te melden dat zijn bisdom H., met diens misbruikverleden, overgenomen had uit Essen.
Volgens Pree “is tot op de dag van vandaag niet vastgesteld” of er destijds zo’n meldplicht bestond. Een administratieve regel hierover uit 1962 was volgens hem “een geheim decreet” dat “nooit goed aangekondigd” zou zijn.
Het is volgens hem niet aangetoond dat die instructie in München bekend was en dat “uitgerekend kardinaal Ratzinger er in 1980 van geweten zou kunnen hebben”.
Katholiek Nieuwsblad staat vandaag in een uitgebreide analyse stil bij de zaak Peter H. Daaruit wordt onder meer duidelijk dat er onder Ratzingers eindverantwoordelijkheid wel degelijk fouten zijn gemaakt.
Of hijzelf ook van H.’s voorgeschiedenis wist, blijft op dit moment echter nog ongewis. De formulering van het decreet uit 2016 sluit de uitleg van een ‘gedelegeerde personeelszaak’ niet uit.
Ook valt op dat de voornaamste aandacht in deze zaak momenteel uitgaat naar kardinaal Ratzinger en de huidige aartsbisschop van München, kardinaal Reinhard Marx. Zij zijn weliswaar de prominentste namen in dit dossier, maar het grootste deel van H.’s zaak speelde zich af onder kardinaal Friedrich Wetter, aartsbisschop van 1982 tot 2007.
Tijdens diens periode in München werd H. veroordeeld tot een voorwaardelijke celstraf en verscheen een psychologisch rapport dat oordeelde dat H. überhaupt niet geschikt zou zijn om priester te zijn.
Lees de hele analyse in KN van deze week. KN uitproberen? Klik hier.