Marko Rupnik heeft geen bezwaar gemaakt tegen zijn uitzetting uit de jezuïetenorde en is daarmee officieel geen jezuïet meer. De van misbruik verdachte kunstenaar kreeg die straf opgelegd voor het negeren van mildere maatregelen die vanwege de beschuldigingen voor hem golden.
Bij de uitvaardiging van het besluit om Rupnik uit de orde te zetten, kreeg de ex-jezuïet dertig dagen de tijd om beroep aan te tekenen. Van die mogelijkheid heeft hij geen gebruik gemaakt, meldt Catholic News Agency. Hij is nog wel priester, maar mag zonder bisschoppelijke toestemming geen priesterlijke taken uitvoeren.
In juni werd Rupnik uit de orde gezet vanwege “zijn koppige weigering om de gelofte van gehoorzaamheid na te leven”, liet Johan Verschueren, Rupniks toenmalige overste, destijds weten. De bekende mozaïekkunstenaar had verschillende maatregelen opgelegd gekregen nadat hij herhaaldelijk beschuldigd was van seksueel en psychologisch misbruik.
Rupnik mocht bijvoorbeeld geen biecht afnemen, geen retraites leiden en ook geen artistiek werk doen in het openbaar. Hij bleek zijn beperkingen echter stelselmatig overtreden te hebben. “Geconfronteerd met de herhaalde weigering van Marko Rupnik om te gehoorzamen, restte ons helaas niets anders dan hem uit de orde te zetten,” verklaarde Verschueren in juni.
Volgens Catholic News Agency heeft Rupnik de orde verlaten zonder zijn oversten of zijn vermeende slachtoffers een verklaring over zijn gedrag te geven. Vermoedelijk verhuist de in Rome woonachtige priester naar het Kroatische bisdom Split-Makarska; de jezuïetenorde heeft dat echter nog niet bevestigd.
Gisteren bracht het Romeinse Aletticentrum – een door Rupnik zelf opgerichte kunstacademie – een verklaring naar buiten die een andere lezing van de gebeurtenissen biedt. Volgens het Aletticentrum heeft Rupnik zelf “een verzoek om de jezuïetenorde te verlaten” ingediend. De kunstenaar zou het vertrouwen in zijn oversten “volledig verloren hebben” omdat die “de voorkeur gaven aan een lasterlijke mediacampagne”.
Verder meldt het Aletticentrum dat vanwege dit “wantrouwen” ook de andere jezuïeten die aan de kunstacademie verbonden zijn een vertrekverzoek hebben ingediend. “Ieder wacht de afronding van dit proces af om zich opnieuw te kunnen richten op zijn werk als priester”, aldus de verklaring.