Marko Rupnik is uit de jezuïetenorde gezet vanwege zijn “koppige weigering” om zich te houden aan maatregelen die hem waren opgelegd na meerdere beschuldigingen van misbruik. “Ons restte helaas niets anders dan hem uit de orde te zetten,” melden de jezuïeten.
Rupniks wegzending uit zijn orde heeft geen onmiddellijke gevolgen voor zijn priesterschap, hoewel hij toestemming van een bisschop nodig heeft om enige vorm van priesterlijke bediening uit te oefenen. Hij heeft dertig dagen de tijd om tegen de beslissing in beroep te gaan.
De in Rome werkzame Belgische jezuïet Johan Verschueren, Rupniks directe overste, bevestigt vandaag in een verklaring dat Arturo Sosa, de algemeen overste van de jezuïeten, op 9 juni een decreet heeft ondertekend om Rupnik uit de orde te zetten. Rupnik zou dat decreet op 14 juni hebben ontvangen.
“Dit werd gedaan in overeenstemming met het kerkelijk recht, vanwege zijn koppige weigering om de gelofte van gehoorzaamheid na te leven”, aldus Verschueren.
De jezuïeten bevestigden in december dat hun Sloveense ordegenoot, tevens een bekend mozaïekkunstenaar, beperkingen op zijn ambt opgelegd had gekregen vanwege beschuldigingen van misbruik en dat hij in 2020 kortstondig geëxcommuniceerd was omdat hij een vrouw met wie hij seks had gehad in de biecht had vrijgesproken.
Een jaar later, meldden de jezuïeten, beschuldigden verschillende leden van een religieuze vrouwengemeenschap in Slovenië Rupnik van misbruik, maar de toenmalige Congregatie voor de Geloofsleer wees de zaak af omdat de verjaringstermijn was verstreken.
Vervolgens vroeg de jezuïetenorde iedereen die door Rupnik zou zijn misbruikt om contact op te nemen met hun onderzoeksraad. In februari maakte Verschueren bekend dat daaruit een “dossier met betrekking tot talrijke klachten” naar voren kwam.
Tussen het midden van de jaren 1980 en 2018 zou Rupnik zich herhaaldelijk schuldig hebben gemaakt aan seksueel, spiritueel en psychologisch misbruik. Veertien vrouwen en een man uitten beschuldigingen met een mate van geloofwaardigheid die “zeer hoog lijkt te zijn”.
Na de verschijning van dat rapport scherpte de jezuïetenorde de maatregelen die Rupnik opgelegd had gekregen verder aan. Hij mocht al geen biecht horen, geen geestelijke begeleiding geven en geen retraites leiden. Ook moest hij toestemming vragen om Rome te verlaten en om boeken of artikelen te publiceren.
De aanvullende maatregelen verboden hem om artistiek werk in het openbaar te doen en al helemaal niet in kerken of kapellen. Die beperkingen blijkt hij echter stelselmatig overtreden te hebben.
Bovendien “dwongen we pater Marko Rupnik om van gemeenschap te veranderen en een nieuwe opdracht te aanvaarden”, legt Verschueren uit. De bedoeling daarvan was om hem “een laatste kans te bieden om in het reine te komen met zijn verleden en een duidelijk signaal te geven aan de vele gekrenkte mensen die tegen hem getuigden dat hij een andere weg was ingeslagen”.
“Geconfronteerd met de herhaalde weigering van Marko Rupnik om te gehoorzamen, restte ons helaas niets anders dan hem uit de orde te zetten,” besluit de verklaring van Verschueren.