Het zaligverklaringsproces van de Megense franciscaan Everardus Witte is na 52 jaar heropend. De commissies die zich in het proces gaan vastbijten, werden vandaag beëdigd. Ze maken zich op voor een lang maar in hun ogen hoopvol proces: “We achten het kansrijk, anders zouden we er niet aan beginnen.”
In het Franciscushuis, een bijgebouw van het stadsklooster San Damiano in ’s-Hertogenbosch, vond vandaag een gebeurtenis plaats die uiterlijk niet veel om het lijf had, maar desalniettemin historisch genoemd mag worden. Daar heropende bisschop Gerard de Korte namelijk het eerbiedwaardig- en zaligverklaringsproces van de franciscaan Everardus Witte, ook wel bekend als het ‘Bruurke van Megen’.
Gedurende de plechtigheid, die een half uurtje in beslag nam, vroegen de franciscanen officieel aan de bisschop om het zaligverklaringsproces te heropenen en werden de diverse commissies die zich met dat proces gaan bezighouden beëdigd.
“We zijn een hele weg gegaan om tot hier te komen”, vertelde Theo van Adrichem, minister-provinciaal van de Nederlandse franciscanen, bij de opening van de bijeenkomst. “We willen broeder Everardus de erkenning geven die hem als volksheilige toekomt. Deze eenvoudige broeder heeft zo veel betekend voor veel mensen.”
Broeder Everardus (1868 – 1950) woonde bijna vijftig jaar lang als lekenbroeder in het franciscanenklooster in Megen. Als portier werd hij bekend vanwege zijn luisterende oor en zijn veelvuldig bidden, wat hem de bijnaam ‘het Heilig Bruurke (broedertje) van Megen’ opleverde.
Na zijn dood bleven veel mensen zijn graf bezoeken, zodat er al in 1954 een grafkapel werd gebouwd. Nog steeds komen veel mensen bidden bij het Bruurke. De gewoonte is om briefjes met gebedsintenties in de mouw van het beeld van broeder Everardus te stoppen; een gebruik dat volgens Van Adrichem nog altijd springlevend is.
In 1954 openden de franciscanen al een zaligverklaringsproces, maar dat werd in 1971 formeel gepauzeerd. Dat had te maken met de toenmalige tijdgeest: de toenmalige broeders vonden een zaligverklaring niet bij de tijd passen, legt franciscaan Ben van Bronkhorst uit. “De meeste betrokken franciscanen konden de motivatie niet meer opbrengen om achter het proces te staan”, zegt hij. “De tijd en de houding ten opzichte van het geloof waren veranderd.”
In die tijdgeest is echter opnieuw verandering gekomen, aldus de broeder. “De volksdevotie is toegenomen, ook dankzij de pausen Johannes Paulus II en Franciscus”, vertelt hij. “Ons kapittel heeft vorig jaar besloten om de zaak weer aanhangig te maken. We achten het kansrijk, anders zouden we er niet aan beginnen.”
Van Bronkhorst zal in het proces als vice-postulator optreden; hij fungeert als een ‘advocaat’ die broeder Everardus’ zaak moet bepleiten tegenover Rome. In die hoedanigheid werd hij beëdigd. Met hem werden de leden van de kerkelijke rechtbank (die het waarheidsgehalte van alle documenten en getuigenissen moet toetsen) en de historische commissie (die een overzicht moet geven van alles wat tussen 1971 en nu op voorspraak van broeder Everardus gebeurd zou zijn) ingezworen.
Bij de plechtigheid was ook familie van het Bruurke aanwezig. Voor Mieke Robben, wier overgrootvader een broer van Everardus was, is het erg bijzonder dat het zaligverklaringsproces opnieuw in gang is gezet. “Het is erkenning voor de goedheid die hij altijd heeft gehad voor de mensen om hem heen”, vindt ze. “Hij heeft altijd voor iedereen klaargestaan en een plek in ieders hart.”
Haar moeder, die inmiddels 90 jaar is, heeft broeder Everardus nog persoonlijk gekend. “Ze raakt echt geëmotioneerd als je het over het Bruurke hebt”, zegt Robben. “In ons gezinsleven had hij altijd een belangrijke plek, ook al heb ik hem niet rechtstreeks gekend; bij ons avondgebed werd broeder Everardus altijd gevraagd om voor het gezin te zorgen, dus hij is verweven geweest in ons leven.”
Het zaligverklaringsproces van broeder Everardus zal er een van de lange adem worden, verwachten de betrokkenen: mensen die hem persoonlijk gekend hebben, zijn nauwelijks nog te vinden. Geschriften heeft het Bruurke niet nagelaten.
Wel is er natuurlijk het nodige gebeurd tussen 1954 en 1971. Daar gaan de commissies zich nu ook als eerste mee bezighouden: de bestaande documentatie wordt ‘afgestoft’ om te zien wat er nog bruikbaar is voor het hernieuwde proces.