<

Geef om katholieke journalistiek

doneer
Essay

Het vergeten kind: een pleidooi tegen idealisering van de allerjongsten

Anton de Wit 22 december 2023
image
Foto: Jametlene Reskp - Unsplash

We romantiseren kinderen, noemen ze ‘puur’ en ‘onbedorven’. Maar in de praktijk zijn ze vaak niet in tel – ook in de Kerk niet helaas. Hoe kan dat? Wat is er aan te doen?

Het was een adventszondag in 2006. Ons oudste kind, onlangs alweer achttien geworden, was toen nog niet uit de luiers. Ik had die zondag dienst als lector in mijn toenmalige parochie, en zag vanaf het priesterkoor hoe mijn vrouw, die met onze zoon in de kerk zat, werd aangesproken door een oudere dame uit onze parochie. Wat er gezegd werd kon ik niet horen, maar ik zag hoe mijn vrouw na de korte woordenwisseling met onze zoon op de arm de kerk verliet.

https://www.us12.list-manage.com/subscribe/post?u=d22144bf286104d517b638301&id=b3f10e4ed1

Na de Mis hoorde ik van mijn vrouw wat er gebeurd was. Er was een klein kind geweest dat de hele tijd zijn stemgeluid getest had in de galmende kerk, en de parochiaan dacht het onze zoon was – ten onrechte nota bene, maar mijn vrouw, wat overvallen door de pinnige terechtwijzing van deze dame, had er toch maar voor gekozen buiten in de kou te wachten tot de Mis voorbij was.

Weinig welkom

Ik zweer u op mijn communiezieltje dat ik normaal gesproken heel geduldig en beleefd ben, maar nu was ik laaiend. Ik ging op weinig vriendelijke toon verhaal halen bij deze medeparochiaan. “Mevrouw”, zo beet ik haar toe, “waar haalt u het lef vandaan? We vieren in deze tijd van het jaar nota bene de komst van een kind, maar als er dan een echt kind in de kerk komt, stuurt u het weg!”

De mevrouw was niet onder de indruk. “Als je naar een concert gaat, vind je het toch ook niet normaal als een kind er de hele tijd doorheen huilt?”, zei ze. Ik: “Als u de heilige Mis met een concert vergelijkt, is er iets goed mis met uw liturgiebesef.”

Afijn, we werden het niet eens. Uiteindelijk zijn wij niet in die parochie gebleven, juist ook omdat er meer blèrende kinderen bijkwamen bij ons, en wij ons zo weinig welkom voelden tussen de ‘concertbezoekers’.

Felle aanklacht

Ik moest aan dit voorval denken bij het lezen van een pas verschenen boek van psychiater Antonie Ladan, Gelukkig kinderen? getiteld. Het is een felle aanklacht tegen de erbarmelijke wijze waarop wij als samenleving met kinderen omgaan.

De actuele voorbeelden liggen voor het oprapen: geweld in de jeugdzorg, de geestelijke terreur van trainers tegen jonge turnsters, maar ook bijvoorbeeld de schrikbarende toename van overgewicht bij kinderen of de ontlezing.

“Zo veel aandacht als er – op zichzelf volledig terecht – geweest is voor het historische misbruik bij kerkelijke kostscholen, die in ons land allang niet meer bestaan, zo weinig belangstelling is er geweest voor zeer vergelijkbare actuele casussen bij nog altijd operationele jeugdzorginstellingen.”

Weliswaar staan de kranten er vol van, er verschijnen vuistdikke rapporten over, er worden Kamervragen over gesteld of zelfs parlementaire onderzoekscommissies voor opgericht – maar uiteindelijk verandert er helemaal niks.

Aandacht

Opvallend genoeg laat Ladan de misbruikschandalen in de katholieke Kerk grotendeels buiten beschouwing, op een terloopse opmerking over de Regensburger Domspatzen na. Zonder het voor de auteur in te vullen: een mogelijke verklaring voor deze omissie is dat het hij het zo dicht mogelijk bij huis wil houden, bij het hier en nu.

Want typisch is het wel: zo veel aandacht als er – op zichzelf volledig terecht – geweest is voor het historische misbruik bij kerkelijke kostscholen, die in ons land allang niet meer bestaan, zo weinig belangstelling is er geweest voor zeer vergelijkbare actuele casussen bij nog altijd operationele jeugdzorginstellingen. Dat sluit ook goed aan bij Ladans herhaalde constatering dat we ons weliswaar volop boos maken over geweld tegen kinderen, maar helemaal niet zo bereid lijken te zijn om er daadwerkelijk iets aan te doen.

Centrale spanning

De analyse die Ladan daarop loslaat intrigeert én irriteert. Nu kun je het een psychoanalyticus moeilijk kwalijk nemen dat hij de boel psychologiseert, maar af en toe wordt de psychologentaal me wat te gortig. De conclusie dat we eigenlijk lijden aan een soort collectieve ‘kinderhaat’, dat dat heel freudiaans te herleiden is op onze eigen kindertrauma’s en de existentiële angst voor het verval en de dood… het zal allemaal wel.

Maar de centrale spanning Ladan beschrijft, onze hoogst paradoxale omgang met kinderen op zowel een individueel als een sociaal-cultureel niveau, die blijft zeer de moeite van het doordenken waard.

Enerzijds verheerlijken en romantiseren we kinderen: we vertroetelen ze, we raken door hen vertederd en geamuseerd, dichten kwaliteiten aan hen toe als ‘puur’, ‘onbedorven’, ‘eerlijk’. Niets verontwaardigt ons ook zo intens als kwaad of onrecht dat aan een kind wordt aangedaan. Een goed doel dat beelden van ‘zielige kindjes’ toont, kan rekenen op onze bereidheid om de beurs te trekken.

Anderzijds bedoelen we er doorgaans weinig goeds mee als we iemand ‘kinds’ of ‘kinderachtig’ noemen. Kinderen heten ook al snel ‘druk’, ‘vervelend’ of ‘brutaal’. De ouder die met kleine kinderen een vliegtuig binnenstapt, kan al bij voorbaat rekenen op verwijtende blikken en zuchten van medepassagiers. Want we associëren kinderen ook (niet geheel ten onrechte natuurlijk) met stank en overlast.

“Het fundamentele raadsel van het christendom dat we in deze advents- en kersttijd herdenken, de menswording, was nu net een ont-idealisering.”

En ontegenzeggelijk beschouwen we kinderen als tweederangs, als niet volwaardig – ze moeten ook vooral hun plek kennen en op hun beurt wachten. (“Eerst de grote mensen, dan de takkenbossen” – ik hoor het mijn grootmoeder zaliger nog zeggen als ze vroeger op een familiefeestje rondging met een schaal met lekkers.)

Volmaakte onschuld

Ook in de Kerk ontkomen we nooit helemaal aan deze spanning, zoals het voorval dat ik in het begin beschreef wel laat zien. Terwijl: geen religie die het kind zo centraal stelt als het christendom. “Als gij niet opnieuw wordt als de kleine kinderen”, horen we Christus stellig, ja zelfs ronduit dreigend zeggen in Mattheüs 18, “zult gij het Rijk der Hemelen zeker niet binnengaan.”

Wij denken er dan misschien automatisch het geïdealiseerde kind bij, de volmaakte onschuld, maar dat staat er niet. Misschien bedoelde onze Heer en Verlosser wel dat we het wat vaker op een krijsen moeten zetten in de kerk, of met ons eten moeten gooien in een sjiek restaurant. Ik wil dat niet bij voorbaat uitsluiten.

Ont-idealisering

Want ga maar na: dat fundamentele raadsel van het christendom dat we in deze advents- en kersttijd herdenken, de menswording, was nu net een ont-idealisering. De Schepper van de hemel en aarde, de koning van het heelal, toonde zich als een naakte baby in een onooglijke stal, machteloos en nietig.

Weliswaar hebben wij katholieken ontzettend ons best gedaan om ook dat hele tafereel te romantiseren: onze kerststalletjes zijn knusse poppenhuisjes geworden, met een blakende en blozende baby die erg vroegwijs en volwassen uit z’n ogen kijkt, het kersverse ouderpaar dat genoegzaam staat te zwijmelen rondom de kribbe…

Maar zo kan het niet geweest zijn. En ik durf wel een stapje verder te gaan: we kunnen het diepe mysterie van de menswording niet echt begrijpen, als we het niet op waarde schatten dat de Zoon van God zoals elke baby zijn moeder wakker heeft gehouden met gekmakend gekrijs, en zijn (voedster)vader heeft getrakteerd op een dampende volle pamper.

Vergeten kind

Noch het kerstverhaal, noch Mattheüs 18 (waarin mensen die kinderen iets aandoen overigens ook nog met een molensteen om de nek in de diepste zee worden gewenst) romantiseert het kind. Ze kiezen geen kant tussen engel of bengel, maar houden ons het kind zoals het feitelijk is als spiegel voor. Dat echte kind, soms zo vertederend, soms ronduit onuitstaanbaar, doet een dringend beroep op ons, volwassenen. Om het tot maat te maken van ons samenleven, tot pijler van onze cultuur, om het met zorg en liefde en aandacht te omringen, het een veilig thuis, een veilige leefwereld te bieden.

“We vergeten hoe het is om kind te zijn, vergeten te kijken met de ogen van een kind, en vergeten door al onze grote-mensen-sores letterlijk en figuurlijk de kinderen die aan onze zorg toevertrouwd zijn.”

En dat is helaas verre van vanzelfsprekend. We veronachtzamen en verwaarlozen het kind. Ik denk meestal niet eens zozeer uit kwade wil, noch uit latente ‘kinderhaat’ zoals Ladan betoogt, maar omdat we geneigd zijn het kind te vergeten. We vergeten hoe het is om kind te zijn, vergeten te kijken met de ogen van een kind, en vergeten door al onze grote-mensen-sores letterlijk en figuurlijk de kinderen die aan onze zorg toevertrouwd zijn.

Vorming en toerusting

Om auto te mogen rijden of een beroep uit te oefenen worden we verplicht geschoold, geëxamineerd en gediplomeerd, zo merkt Ladan op. “Maar mijn ‘kindvaardigheid’ hoefde ik op geen enkele manier te laten toetsen.” Nog even los van de vraag of het veranderen daarvan nu direct wenselijk is – want je glijdt al snel af naar een totalitaire staat die gaat bepalen wie er wel of geen kinderen mag krijgen – is het punt dat hij hier maakt heel valide. Er mag best wat meer maatschappelijke aandacht zijn voor degelijke vorming en toerusting van (aanstaande) ouders.

Daar kan, nee moet de Kerk een rol in spelen, als alle mooie woorden over de heiligheid van het leven en het gezin als ‘Kerk in het klein’ haar ernst is. Ook onze kerkgemeenschappen dreigen het kind soms te vergeten, laten we dat eens onder ogen zien.

Het voorval waarmee ik dit relaas begon is natuurlijk niet maatgevend. Er zijn heus ook volop plekken waar kinderen wél van harte welkom zijn, waar ouders niet geërgerd worden weggekeken, waar wel activiteiten worden georganiseerd voor kinderen, jongeren, gezinnen. Maar dat alles is nog te veel afhankelijk van enthousiaste enkelingen in het pastoraat.

Aanmodderende ouders

Structureel krijgt het gewoon te weinig aandacht – de stille dood van een referentschap voor huwelijk en gezin bij onze bisschoppenconferentie is daarvan het vege teken. In veel parochies is de huwelijksvoorbereiding al niet om over naar huis te schrijven, en zoiets als ‘ouderschapsvoorbereiding’ moet je al helemaal met een lampje zoeken.

https://www.kn.nl/donaties/

Volgens het aloude clichébeeld kwam meneer pastoor vroeger nogal eens op bezoek bij echtelieden om te informeren “waar de kindjes bleven”. Maar heeft de Kerk zich wel voldoende afgevraagd waar de kinderen bleven nadat ze geboren waren? Of liet men dan, zoals wel meer maatschappelijke instanties, ouders en kinderen aan hun lot over, tenzij als laatste vangnet wanneer het echt mis ging? Hoe vaak lieten wij jonge ouders maar wat aanmodderen in een aftandse stal, met hun kind tussen het vee in een voedertrog?

Antonie Ladan, Gelukkig kinderen? Over vooroordeel & kinderhaat
Uitgeverij: Sjibbolet
Pagina’s: 160 | € 22,50
ISBN: 9789491110580

Dit artikel kwam tot stand met steun van het Instituut voor Huwelijk, Gezin en Opvoeding.

Een traditie van eeuwen tegenover de waan van de dag

In een wereld waarin alles voortdurend verandert en onder druk staat, is katholieke kwaliteitsjournalistiek een uniek en kostbaar goed. Op KN.nl heeft u altijd toegang tot het laatste nieuws uit kerk en samenleving, en vindt u uitgebreide reportages en verhelderende analyses van onze gespecialiseerde redacteuren.

Voor maar € 1,40 per week leest u altijd als eerste al het moois dat KN.nl te bieden heeft, heeft u online onbeperkt toegang tot al onze artikelen én steunt u het voortbestaan van de laatste katholieke krant van Nederland.

Dus geef om katholieke kwaliteitsjournalistiek en word lid van KN Online.